Filos Verslag

Rechtvaardigheid

Geld als graan

Het thema van de maand van de filosofie is ongelijkheid. Voor ons vormde o.a. de essay ‘waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers’ het uitgangspunt van deze avond. Er lagen meteen een aantal interessante onderwerpen ter overdenking op tafel:
Stel dat je niet meer erft, hoe komt de wereld er dan uit te zien?
Sociale mobiliteit blijkt maar zeer beperkt mogelijk, geeft dat niet direct opnieuw aanleiding voor ongelijkheid?
Waar ligt de grens; wanneer wordt ongelijkheid onrechtvaardig?
Is ongelijkheid immoreel?

De ongelijkheid die in ons denken aan bod komt, gaat niet over algehele ongelijkheid van mensen, maar gaat over financiële ongelijkheid. Er wordt daarbij ook nog een onderscheid gemaakt tussen inkomensongelijkheid en kapitaalongelijkheid. De inkomensongelijkheid heeft betrekking op het feit dat de ene functie veel meer geld oplevert dan de andere functie; dat een bankier meer verdient dan een vuilnisman. De kapitaalongelijkheid heeft betrekking op het fenomeen dat individueel kapitaalgroei mogelijk is door inspanning van de gemeenschap. Een andere vorm van kapitaalongelijkheid wordt veroorzaakt door erfenissen. Het gaat dus eigenlijk om de groei van inkomen / kapitaal, zonder dat hier arbeid aan ten grondslag ligt. Overigens ligt hier wel vaak arbeid (en/of besluiten) van anderen aan ten grondslag.

Het is eenvoudig om in het denken omtrent deze ongelijkheid te vervallen in de twee uitersten; zij die exorbitant veel erven en/of verdienen en zij die nauwelijks rond kunnen komen van hun inkomen (en al helemaal niets overhouden). Het grootste gedeelte van de mensen zit hier tussen in, waarbij de ene wat spaarzamer is dan de ander, de een wat meer weet op te bouwen dan de ander. En in deze groep worden ook wel relatief kleine bedragen geërfd, maar dat is zelden genoeg om te voorzien in een pensioen of de aanschaf van een huis, laat staan om te leven zonder te werken.

De vraag naar de grens, wanneer de financiële ongelijkheid onrechtvaardig wordt, heeft betrekking op deze twee uitersten. De uitersten zijn onrechtvaardig, maar is het midden (de modaal) dat ook? Er lijkt dan een sociaal- maatschappelijk aspect mee te spelen. Op welke manier stroomt het kapitaal terug de samenleving in? Belegd vermogen komt ook terug de samenleving in, via de aandelen. Maar dit zijn vaak wel grote bestaande bedrijven, en niet het ondersteunen van (inventieve) startende ondernemers. Het kapitaal steunt zo het kapitaal. Bedrijfswinsten worden gebruikt voor het inkopen van eigen aandelen, zo het verhogen van het dividend per aandeel en niet voor innovatie of salarisverhoging van de medewerkers.

Het lijkt erop dat er onderscheid gemaakt wordt tussen geld als doel en geld als middel. Wanneer geld gebruik wordt om te leven, om innovatie mogelijk te maken, om een samenleving te maken dan vinden we dit moreel verantwoord. Maar indien geld tot doel heeft om meer geld te genereren, dus persoonlijke / individuele rijkdom het doel is, dan vinden we dat immoreel.

Wanneer we filosofische teksten naslaan zoekende naar ideeën omtrent rijkdom en geld, dan zien we een gelijksoortig onderscheid, tussen geld als middel en geld als doel. Overigens wordt hier doorgaans dezelfde waardering op los gelaten, met uitzondering van het neo-liberalisme. Morele scholing diende zich volgens de meeste filosofen dus o.a. te richten op het verminderen van hebzucht en het motiveren van spaarzaamheid (in het algemeen) en sociale betrokkenheid. Je zou hier uit kunnen concluderen dat we als mens weldegelijk hebzuchtig zijn; continue aandacht om deze hebzucht te beheersen/controleren is nodig.

De geschiedenis leert ons ook dat een samenleving met meer inkomensgelijkheid een stabielere samenleving is. Sinds we in het westen allerlei regels hebben opgeheven inzake inkomensongelijkheid en vermogensgroei hebben we een economisch systeem dat van crisis naar crisis gaat en waarin de rijken doorgaans rijker worden en de rest het gelag betaald waardoor de ongelijkheid verder toeneemt. Het romeinse rijk en de Gouden Eeuw (waaronder de VOC) gingen uiteindelijk aan dergelijke crises ten onder. Een interessant boek hierover is ‘A philosophical and political history of the settlements and trade of the Europeans in the East and West Indies' van Abbé Raynal uit 1788, waarin o.a. aan bod komt hoe het verdienen van geld belangrijker werd dan het handelen en importeren van goederen.

Winst lijkt toch vaak het belangrijkste doel van een organisatie. Het is natuurlijk vanzelfsprekend dat een bedrijf niet zonder winst kan, maar ook hiervoor geldt dat de winst een middel is ten bate van het voortbestaan. Waarom is arbeid een kostenpost en niet een activa? Je zou kunnen zeggen dat arbeid (de mensen in de organisatie) een (potentiële) bron van opbrengst is en daarmee een andere waardering verdient als je boekhoud-technisch naar een organisatie kijkt.

Een ander aspect van het grote kapitaal is de politieke invloed die, zo blijkt, te koop is. Via lobby, beïnvloeding en (directe en indirecte) omkoping is het mogelijk om regels en wetten ten faveure van een bedrijf of bedrijfstak te bewerkstelligen. Via patenten is het mogelijk om innovatie tegen te houden en de eigen winsten (en die van advocaten) te vergroten. Zo wordt het eigen geld gebruikt om de eigen handel en winst veilig te stellen en te vergroten en sociaal maatschappelijk zouden wellicht andere ontwikkelingen beter zijn. Maar de organisaties die voor deze ontwikkelingen staan (zoals bijv. groene energie) staan financieel dusdanig op achterstand dat ze nooit kunnen ‘bemiddelen’ voor dat waar zij voor staan. De overheid moet dan wel besluiten nemen in het algemeen belang, maar hun bronnen zijn niet zelden lobbyisten en deze staan zelden voor het algemeen belang.

Wat zou er gebeuren als je erfenissen afschaft?
Om te beginnen zal dat natuurlijk een hoop onrust geven, omdat mensen hun leven nu hebben ingericht op nalatenschap. Het belangrijkste aspect van dit gedachte-experiment is dat geld haar duurzaamheid, in de betekenis van houdbaarheid, lijkt te verliezen. Wanneer geld na het overlijden voor niemand meer waarde heeft omdat de erfenis vervalt aan de staat, dan is heeft het geen zin om het geld te behouden voor het na-geslacht. Persoonlijk en individueel eigendom krijgt een houdbaarheidsdatum waarvan niet bekend is, wanneer deze afloopt. Je kunt dus als mens nog wel zorgen voor een eigen appeltje voor de dorst, of een gevulde graanschuur voor magere jaren maar alles wat daar boven uit stijgt verliest haar waarde.

We vragen ons overigens wel af, in hoeverre de nalatenschap helemaal afgeschaft zou moeten worden. Heeft een mens niet ook een recht om te zorgen voor zijn nabestaanden. Heeft de langstlevende echtgenoot niet een recht op dat wat ze in hun leven hebben opgebouwd en heeft een ouder niet het recht om financieel voor de kinderen te zorgen, zeker wanneer de kinderen zelf - tijdens hun leven - niet goed in staat blijken te zijn om een financieel gezonde situatie te realiseren, bijvoorbeeld een pensioen op te bouwen?

In het hele denken over dit onderwerp hebben we bovendien ‘last’ van het feit dat we zelf betrokken zijn bij het onderwerp. We verdienen zelf geld, we sparen voor onze kinderen of weten dat er een erfenis aan komt. Het valt dan allemaal niet mee om over een wereld na te denken waarin we zelf op een of andere manier de dupe zijn. De sluier van onwetendheid van Rawls valt dan zwaar. Het zuivere beschouwen blijkt toch te raken, waardoor het denken moeilijker wordt.

Comments

De film Lucia de B.

Hier volgt het verslag van onze gedachtewisseling over de film Lucia de B.

Pieter heeft zijn gedachten in een artikel verwoord, hier kun je dat lezen: Lekenrechtspraak. Ook in de Groene Amsterdammer van 14 mei is een artikel hierover verschenen: Jury rechtspraak
Comments

We plaatsen cookies, zo min mogelijk en geanonimiseerd.

Aristeia maakt dit mogelijk